Maria Montessori

Maria Montessori was een Italiaanse arts en hoogleraar in de antropologie. Ze leefde van 1870 tot 1952 en heeft zich haar leven lang ingezet voor wat zij ‘de rechten van het kind’ noemde.

In 1907 kreeg ze de kans om haar opvoedkundige ideeën toe te passen op een school, de Casa dei Bambini (‘huis der kinderen’). Montessori legde zich verder toe op het ontwikkelen van materiaal en nauwkeurige observaties. De school groeide uit tot een werkplaats waar de kinderen en zijzelf veel leerden. De resultaten waren zo indrukwekkend dat ‘Casa dei Bambini’ de belangstelling trok van vele opvoeders uit tal van landen.

Gevoelige periode
Maria Montessori gaat ervan uit dat een kind continu in ontwikkeling is. Als deze ontwikkeling op een bepaald gebied actief plaatsvindt, is er sprake van een gevoelige periode. Kinderen hebben in deze periode een grote ontvankelijkheid voor speciale onderwerpen of activiteiten. In deze periode kan een kind een maximum aan aandacht en inspanning opbrengen om bepaalde vaardigheden te leren. Hoewel de ontwikkeling volgens een vast plan verloopt, wijst Montessori nadrukkelijk op individuele verschillen. Wat een kind moeiteloos leert tijdens een gevoelige periode, kost in een andere ontwikkelingsfase vaak veel moeite en inspanning.

Voorbereide omgeving
De omgeving van de kinderen is afgestemd op de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen in de groep en is verzorgd, inspirerend en uitdagend ingericht. In de klaslokalen zijn de materialen ordelijk en overzichtelijk opgesteld. Zij nodigen uit om aan de slag te gaan.

Montessorimateriaal
Het montessorimateriaal heeft een belangrijke plaats in de voorbereide omgeving van de groep. Kenmerkend voor het montessorimateriaal (bijvoorbeeld de roze toren, de bruine trap, het gouden materiaal) is dat elk materiaal een paar overeenkomsten en een paar bijzondere eigenschappen heeft. Kinderen leren eerst concreet met het materiaal te werken en kunnen, na het handelend bezig zijn en na oefening, gemakkelijker overstappen naar het werken op abstract niveau. Door het werken met dit materiaal kunnen bepaalde begrippen en vaardigheden al op jonge leeftijd worden aangeleerd.

Observatie
De leerkracht schept voorwaarden voor de ontwikkeling van een kind en begeleidt het kind in zijn of haar ontwikkeling. Door goed naar de kinderen te kijken (observeren) en ontwikkelingen te signaleren, evalueren en registreren, is de leerkracht in staat om aan te sluiten bij de onderwijsbehoeften van het kind.

Zelfstandigheid
‘Leer mij het zelf doen’ is een kenmerkende uitspraak van Maria Montessori, die inhoudt dat opvoeders (en dus ook leerkrachten) de taak hebben kinderen te leren zelfstandig te zijn. Hoe ouder kinderen worden, hoe meer ze leren zelf verantwoordelijk te zijn en initiatieven te nemen: van veters strikken tot conflicten oplossen.

Vrijheid
Onze school biedt kinderen de vrijheid die ze nodig hebben om zich volgens eigen aard en patroon te ontwikkelen, bijvoorbeeld door zelf werk te laten kiezen en indelen. De kinderen leren zelfredzaam te zijn en de leerkracht begeleidt ze hierin. Er horen bij deze vrijheid ook afspraken:

De vrijheid om werk te kiezen en in te delen wordt begrensd door de afspraken die we hierover maken, dit noemen we vrijheid in gebondenheid.

Jouw vrijheid reikt tot daar waar je andermans vrijheid beperkt. Zo leren en leven we met elkaar in een groep. Naast de benodigde kennis verwerven de leerlingen ook alle (sociale) vaardigheden om in de huidige maatschappij uit te kunnen groeien tot zelfstandige en evenwichtige mensen met een positief zelfbeeld.